
Maarten Luther
Maarten Luther is het gezicht van de Reformatie. Een vastberaden monnik die weigerde te buigen voor de Rooms-Katholieke Kerk. Zijn standvastigheid kwam voort uit de diepe overtuiging dat verlossing een vrije gave van God is, ontvangen door geloof alleen.
Achtergrond
Luther werd geboren op 10 november 1483 (of mogelijk 1484) in Eisleben. Zijn vader werkte als mijnwerker. In 1501 ging Luther naar de universiteit van Erfurt, waar hij een filosofische opleiding volgde en zich verdiepte in het humanisme. In 1505, tijdens een reis, werd hij overvallen door een hevig onweer. Uit angst zwoer hij in een gebed aan de heilige Anna dat hij monnik zou worden.

Hij hield woord en trad toe tot het augustijnenklooster in Erfurt. Luther studeerde theologie aan de universiteit en werd in 1507 priester. In 1512 werd hij professor in Wittenberg, waar hij lezingen gaf over de Bijbel.
De 95 Stellingen
In 1517 schreef Luther zijn beroemde 95 stellingen en stuurde deze naar een aantal bisschoppen. In deze stellingen bekritiseerde hij de aflatenpraktijk. In Luthers tijd konden mensen aflaten kopen, waarmee hun zonden zogenaamd werden vergeven of hun tijd in het vagevuur werd verkort. De stellingen verspreidden zich snel door heel Duitsland en bereikten zelfs Rome.
De 95 stellingen waren bedoeld als een uitnodiging tot discussie tussen predikanten en theologen. De snelle populariteit ervan kwam echter niet uit de lucht vallen. Er heerste veel ontevredenheid en armoede in het Rooms-Duitse Rijk, wat uiteindelijk zou leiden tot de Duitse Boerenoorlog.
“21. Daarom dwalen die aflaatpredikers die zeggen dat door de aflaten van de paus de mens gered en bevrijd wordt van alle straffen.”
Verbanning
In 1521 werd Luther officieel geëxcommuniceerd en als ketter bestempeld. Dit had grote gevolgen. Excommunicatie ging gepaard met de gebruikelijke rijksban van de keizer. Voordat de rijksban definitief werd, vond een verhoring in Worms plaats. Daar werd Luther gevraagd of hij zijn werk wilde herroepen. Hij weigerde.
“Daarom kan en wil ik niets herroepen, omdat het noch veilig, noch oprecht is om tegen het geweten te handelen.”
Na de zitting in Worms werd Luther vogelvrij verklaard. Op bevel van Frederik de Wijze werd hij verborgen in kasteel de Wartburg.
Bijbelvertaling
Tijdens zijn verblijf in de Wartburg vertaalde Luther het Nieuwe Testament naar het Duits. Deze vertaling had een link met Nederland, aangezien hij gebaseerd was op de Textus Receptus van Erasmus.
In 1534 voltooide Luther de vertaling van het Oude Testament. Hij deed dit niet alleen; in Wittenberg werkte een commissie aan de vertaling van de Psalmen. Dankzij de uitvinding van de drukpers, Bijbelvertalingen in Europese moedertalen, en het protestantse idee dat iedereen de Bijbel zelf moest kunnen lezen, nam de geletterdheid in Europa toe.
Het succes van de Reformatie zorgde ervoor dat Luther steeds minder als centraal figuur werd gezien. Tegen het einde van zijn leven was de Reformatie het nieuwe normaal. Luther stierf in 1546 en werd begraven in de Slotkerk te Wittenberg.
Bronnen:
Volker Leppin - Maarten Luther